1990-2000
Territoria per soort in zes jaren
voorbeeld 1
Van elke broedvogelsoort wordt de ontwikkeling van de verspreiding in één beeld gepresenteerd... Lees verder

Tabellen met dichtheden per soort

Van alle soorten worden de dichtheden gepresenteerd in tabellen... Lees verder

Belangrijk(st)e biotopen

Met kaarten van ecologische groepen worden de veranderingen in de verspreiding en kwaliteit van de belangrijkste biotopen in beeld gebracht... Lees verder



In de jaren negentig zijn de duinen sterk veranderd. De vergrassing en verruiging als gevolg van stikstofdepositie greep om zich heen, het Konijn werd geveld door de nieuwe ziekte VHS, de verdroging was zeer ernstig geworden en noopte tot maatregelen en de predatiedruk was toegenomen door de komst van Vos en Havik. Tegelijk werd gestart met de eerste natuurherstelprojecten en omvorming van naaldbos naar natuurlijker loofbos.

Hoezo klagen, er zit toch nog van alles in het open duin?
In 1993 werden in het NHD nog 26 paartjes Patrijs geteld en andere grote grondbroeders waren ook nog redelijk talrijk: Wulp 62, Bergend 85, Fazant 405. Het aantal van Wilde Eend was wat bescheidener (139), maar 1993 was een extreem droog jaar, met slechts enkele poelen of duinmeren met water, alle valleien stonden droog.
Er stoof dat jaar plaatselijk nog veel zand, Witte Kwikstaart is nooit zo talrijk geweest als dat jaar. Ook met andere soorten van pionier-vegetaties ging het nog best goed: van Tapuit werden nog 89 paartjes geteld.
Weliswaar had VHS in 1993 het NHD bereikt en stortte de konijnenpopulatie in, maar er waren nog veel holen om in te broeden. Tapuit was toen nog geen probleemkindje en kreeg dus geen extra aandacht. Maar misschien was het broedseizoen toen al matig, van Roodborsttapuit zag je meer jongen. Door in de archieven te duiken zou nog een indruk van het aandeel paartjes met jongen verkregen kunnen worden.
Vergeleken met 1988 waren de open duin-soorten wel sterk afgenomen (met uitzondering van Witte Kwikstaart), grotendeels door nestpredatie door Vos, deels door predatie door Havik en deels door afname van geschikt habitat door vergrassing en verrruiging.
Van de meeuwenkolonies van weleer was niets meer over, ook het broeden in dennenbomen hadden ze opgegeven, wel nestelden nog enkelen boven op meidoorns, langs de rand van water of op eilandjes. En de meeuwen waren uitgeweken naar de daken van pompstations, met zelfs een nieuwe soort, Kleine Mantelmeeuw.

De NHD1993-kartering heeft nog veel van het voorgaande 'belle epoque' en past meer bij de jaren tachtig van het NPZK. Bij de NPZK-kartering van 1996-1999 was van de grote grondbroeders en soorten van pionier-vegetaties weinig over; vergrassing, verruiging en predatie speelden hier al eerder, alleen de komst van VHS scheelt een paar jaar. De leukste soorten van de pionier-vegetaties, Wulp en Tapuit, waren zelfs al verdwenen.
De dichtheden van liefhebbers van dicht en hoog gras waren in het NPZK al hoog maar Graspieper en Sprinkhaanzanger hadden in 1993 in het NHD de grootste groei nog voor zich, Graspieper zou toenemen van 108 in 1993 naar 724 in het jaar 2000, Sprinkhaanzanger van 50 naar 291.

Dag Paapjes, hallo Roodborsttapuiten
De lage kruipwilg- en duinroosstruwelen (domein van Paapje) verruigden met gras en er kwamen meer en meer duindoorns en meidoornstruiken (domein van Roodborsttapuit), het dauwbraamlandschap veranderde. In het NPZK was nog een kleine restpopulatie van Paapjes over in 1999, NHD1993 telde nog 28 territoria, dit was gehalveerd in 2000 en in 2007 werd daar de laatste vastgesteld. In het NPZK was Roodborsttapuit al op volle sterkte aanwezig, het verdwijnen van de laatste Paapjes leidde daar niet tot een verdere groei. In het NHD groeide het aantal van de Roodborsttapuit enorm van 103 in 1993 naar 358 in 2000. De verspreiding dijde ook uit, er waren meer hoge struikjes gekomen.

50 Zwarte Kraaien ploegen een helling met tankmos om
"M'n excuses dat die kraaien als brute vandalen het mos-tapijt slopen". Antwoord: "Oh, dat geeft niet, dat is maar tankmos".
Tankmos was de scheldnaam voor Grijs kronkelsteeltje, de exoot die al tien jaar de pionier-vegetaties in de kalkrijke duinen domineerde, de kraaien deden nuttig werk. Aan het zien van de grote groep waren we net gewend, dat was de vrijgezellen-groep. Kraai was na stopzetting van de jacht talrijk geworden, met meer vogels dan beschikbare territoria. Om de Havik te ontlopen foerageerden de kraaien zonder territorium altijd als één grote groep, dat leek toen afdoende.

Graafmachines, maaimachines en graasmachines
De duinbeheerders zagen de vergrassing en verstruiking met lede ogen aan, voor veel vogels was de verruiging van het schrale terrein gunstig geweest, met de pionierssoorten (Tapuit, Wulp) als uitzondering, voor heel veel vlindersoorten en hun waardplanten was het een ramp.
In de meest kwetsbare natte valleien werd geëxperimenteerd met jaarlijks maaien, in die vlakke valleien kon dat. Dit was echter wel duur en nauwelijks duurzaam of natuurlijk te noemen, begrazing leek een beter alternatief.
Lokaal werden de spaarzame begraasde gebieden uitgebreid of kleinschalige begrazings-experimenten gestart. Hierbij liep het NPZK voorop, maar van het NHD weten we van enkele gebiedjes de uitgangssituatie ook goed.
Boreel is een mooi voorbeeld, dit was in 1993 vrijwel ondoordringbaar hoog struweel van duindoorn, meidoorn en vogelkers. Tijdens een rondje rondom met twee moeizame insteken leverde dit in 1993 een tiental Nachtegalen en meerdere Braamsluipers. Hier werd eind jaren negentig gestart met begrazing, eerst schapen, later hooglanders. Anno 2012 bleek dit omgevormd tot open duingrasland met wat opslag, vanaf één punt overzichtelijk terrein met Boomleeuweriken, Boompiepers en Duinparelmoervlinders.
In het verleden zijn meerdere pogingen tot landbouw ondernomen, waarbij het het schrale duin flink bemest moest. Op dergelijke voedselrijke bodems zou begrazing nooit helpen om de oorspronkelijke vegetatie terug te krijgen. Hiervoor waren gedurfde plannen nodig met grof materiaal, na archeologische verkenningen werden negatief bevonden delen voor afgraving aangemerkt. De Wei van Brasser (NHD) ging als eerste op de schop, de vermeste grond werd afgegraven en afgevoerd, het saaie grasveld met Engels raaigras werd omgetoverd tot natte vallei met plasjes. Dit eerste, gedurfde, ingrijpende en kostbare project is de blauwdruk geworden voor herstel van natte valleien in Kennemerland.

Het werd druk in de hoge struwelen
De dichtheden van struweelvogels waren in het NPZK al heel hoog, de totalen van die groep zouden in het NHD nog groeien van 1602 in 1993 naar 4409 in 2000. In de hoge struwelen nestelden in het NPZK aan het eind van de jaren negentig hoge aantallen Nachtegalen. Plaatselijk was de dichtheid hoger dan 60 paar per 100 hectare. Dergelijke dichtheden had het NHD toen bij lange na niet. Weliswaar groeide het aantal Nachtegalen daar van 449 in 1993 naar 685 in 2000, maar vergeleken met het NPZK waren de dichtheden onbeduidend. Het lijkt er op dat de verstruweling al maximaal was bij de start van de NPZK-karteringen, terwijl die in het NHD in dit tijdvak nog maar net op gang was gekomen.
Opvallend bij de groei van de Nachtegalen-populatie is dat de dichtheden steeds verder toenemen, zonder dat de verspreiding echt veel ruimer is geworden.

Au revoir Barmsijsje, bien venu Appelvink
De Kleine Barmsijs was in de jaren tachtig nog algemeen in berkenbosjes en naaldbos, met nog 38 territoria in 1988. In de jaren negentig zakte deze populatie volledig in, met nog maar zes in 1993 en de laatste in 2000. Vermoedelijk heeft dit meer met de krimp van de Britse populatie te maken dan met gebiedsveranderingen, al zijn de bossen wel iets droger geworden.
Het rijpen van de bossen uitte zich al wel, Boomklevers en bonte spechten namen toe en de eerste Appelvinken verschenen. En de naaldbossen werden gevarieerder door de omvorming tot natuurlijker bos, dit wordt vooral duidelijk uit de grote toename van Zwartkop.

Al met al waren de jaren negentig een bijzonder rijke tijd, met van alles nog wat, of al wat.

1950-1980 | 1980-1990 | 1990-2000 | 2000-2010

Wind | Jacht | Rijpen van bossen | Vergrassing & Verruiging | Depositie dioxines | Verdroging & Vernatting
Predatie | Toerisme | Konijn | Begrazing | Natuurherstel | Overwinteringsomstandigheden | Klimaatverandering


Het Noordhollands Duinreservaat
Het Noordhollands Duinreservaat is een van de grootste natuurgebieden in ons land. Het gebied strekt zich uit van de terreinen van Tata Steel bij Wijk aan Zee tot de Schoorlse Duinen. Het gebied omvat duinen, strand, binnenduinrandbossen... Lees verder


Professioneel onderzoek
De vogels zijn geteld door een team van beroepsvogelaars volgens de "territoriumkartering". De 1001 toppen en valleien zijn tenminste vijf maal bezocht... Lees verder


Meer dan 100 soorten
In de reeks van onderzoeken zijn totaal 135 soorten met de status "broedvogel" vastgesteld. Jaarlijks broeden ongeveer 110 soorten in het NHD... Lees verder


Belangrijk(st)e biotopen
Welke biotopen zijn van belang en welke zijn het belangrijkst? Van plassen, moeras, pioniervegetaties, open duin, struweel, jong bos, bosranden, naaldbos, oud loofbos... Lees verder


Interactieve dichtheidskaarten
Voor deze website zijn interactieve kaarten in Google Maps ontwikkeld, waarbij de bezoeker zelf de legenda kan wijzigen, zodat hotspots en coldspots in de verspreiding... Lees verder


Vergelijk met het NPZK
Zuidelijk van het NHD ligt het Nationaal Park Zuid Kennemerland (NPZK). Dit gebied omvat de brede duinstrook van Bloemendaal tot Velsen. Lees verder

20-11-2015
eco-on-site