Territoria per soort in zes jaren
Van elke broedvogelsoort wordt de ontwikkeling van de verspreiding in één beeld gepresenteerd...
Lees verder
Tabellen met dichtheden per soort
Van alle soorten worden de dichtheden gepresenteerd in tabellen...
Lees verder
Belangrijk(st)e biotopen
Met kaarten van ecologische groepen worden de veranderingen in de verspreiding en kwaliteit van de belangrijkste biotopen in beeld gebracht...
Lees verder
|
We kunnen proberen ons een beeld te vormen van de duinen in vervlogen tijden aan de hand van Gorter en Thijsse.
Zij beschrijven een duingebied dat groots en desolaat was, met soorten waarvan we nu alleen nog kunnen dromen, zoals Griel, Grote Trap en Steppehoen.
Onlangs is een
kaart van het NPZK met aantekeningen van Thijsse uit 1940 gevonden.
Hierop staan Vischdievenkolonie's ingetekend, en Griel en Ransuil. Opvallend is dat Thijsse ook mooi oud hout intekende, dat was toen bijzonder.
Scherp was-ie, hij vond de Amerikaanse Vogelkers ook bijzonder, bij Het Vlakje staat in de kantlijn Prunus serotina. Dat die uitheemse soort de duinbossen zou veroveren en het pad zou effenen voor de Appelvink, kon hij niet vermoeden...
De eerste poging tot aantalsschattingen zijn gedaan door Verkerk et al (1967,1968). Hij beschrijft de vogelbevolking van de duinen bij Egmond, in grote lijnen zal dit verhaal ook voor de toenmalige situatie in het NPZK opgaan.
Het onderzoek was toen nog gericht op het zoeken van nesten, de territorium-kartering moest nog uitgevonden worden.
De aantalsopgaven van Verkerk zullen daarom veelal te laag zijn geweest, vooral bij soorten met lastig te vinden nesten en bij algemene soorten.
Bij zeldzame soorten werd natuurlijk veel moeite gedaan om met zekerheid het broeden vast te stellen, bij algemene soorten was de inspanning waarschijnlijk veel minder groot.
Tegenwoordig wordt een zangwaarneming geaccepteerd als aanwijzing voor een territorium, mits die waarneming na een soort-specifieke datumgrens valt. Zo worden tegenwoordig doortrekkers gescheiden van broedvogels.
Verkerk noemt Kwartel en Kwartelkoning maar heeft ze niet opgenomen in de broedvogellijst omdat geen nest gevonden kon worden, ze waren wel aanwezig: regelmatige enkele roepende exemplaren. Tegenwoordig zouden die als territoria meegeteld worden, mits na de datumgrens.
In elk nat berkenbosje broedt wel een Wielewaal
schreef Verkerk in 1968. De duinen waren toen veel natter, met jaarlijks nog enkele Watersnippen.
Een quote van Rienk Slings over die tijd: in het vroege voorjaar stond op elke duintop een woerd (van Wilde Eend).
Verkerk schatte het aantal Slobeenden op 35, Kuifeend 50, Wilde Eend 500. Dat zijn nu ondenkbaar hoge aantallen. Tafeleend, Wintertaling en Zomertaling kwamen ook toen met maar enkele paartjes voor.
Vossen waren er nog niet en kolonievogels hadden alleen met Hermelijn, Wezel en Egel te maken, maar dat betrof enkele pechvogels aan de rand van de kolonie. In de kolonies van Stormmeeuw en Zilvermeeuw broeden toen ook nog Visdiefjes (max 455).
Ook de op de grond broedende roofvogelsoorten zoals Bruine Kiekendief, Grauwe Kiekendief en Velduil
waren toen nog regelmatige broedvogels (max 3 paar).
Buizerd en Havik ontbraken, Sperwer was al wel aanwezig, in één jaar zelfs met 8 nesten.
En, er broeden ook nog 8-10 Steenuiltjes in konijnenholen.
De Steenuiltjes zijn spoedig daarna uitgestorven, dat werd toen geweten aan de komst van Bosuil.
Deze deed zijn intrede in de jaren vijftig en was in de jaren zestig met 1-2 paar aanwezig.
De Bosuilen werden geholpen met kunstmatige nestgelegenheid. Dit was een rieten mand hoog in een boom, nestkasten kwamen veel later.
In de jaren zeventig groeide het aantal Bosuilen. Omdat ze geen vijanden aantroffen (Havik ontbrak) konden ze het zich ook permitteren om overdag te jagen.
De soorten van het dauwbraamlandschap waren nog talrijk.
Verkerk noemt voor de duinen van Egmond bij Patrijs 15 paar en bij Wulp maar liefst 90-100. Het aantal Graspiepers was nog laag: 15-20.
In het middenduin en aan de binnenduinrand was Geelgors nog een normale broedvogel met 50 paar. En in de jaren vijftig broedde er een Hop.
De aantallen van struweelsoorten waren bescheiden: Roodborsttapuit 5-10, Paapje 20-30, Kneu 100, Nachtegaal 175.
Grauwe Klauwier was nog met enkele paartjes aanwezig en ook Nachtzwaluw was een regelmatige broedvogel.
Een aantal vogelsoorten was toen landelijk nog talrijk, met opvallende aantallen in Verkerk's lijst:
Veldleeuwerik: 60-75,
Grauwe Vliegenvanger: 25,
Ransuil 10-20,
Zomertortel 45.
En in de soortenlijst stonden nog Kuifleeuwerik en Europese Kanarie.
Vroeger was niet alles beter
De bossen waren toen nog onderontwikkeld, veel nu vrij algemene bosvogels waren nog zeldzaam:
Kleine Bonte Specht 0-1,
Boomklever 0-1,
Grote Bonte Specht en Boomkruiper max. 10.
Van Appelvink kon men alleen maar dromen...
|
Het Noordhollands Duinreservaat
Het Noordhollands Duinreservaat is een van de grootste natuurgebieden in ons land. Het gebied strekt zich uit van de terreinen van Tata Steel bij Wijk aan Zee tot de Schoorlse Duinen. Het gebied omvat duinen, strand, binnenduinrandbossen...
Lees verder
Professioneel onderzoek
De vogels zijn geteld door een team van beroepsvogelaars volgens de "territoriumkartering". De 1001 toppen en valleien zijn tenminste vijf maal bezocht...
Lees verder
Meer dan 100 soorten
In de reeks van onderzoeken zijn totaal 135 soorten met de status "broedvogel" vastgesteld. Jaarlijks broeden ongeveer 110 soorten in het NHD...
Lees verder
Belangrijk(st)e biotopen
Welke biotopen zijn van belang en welke zijn het belangrijkst?
Van plassen, moeras, pioniervegetaties, open duin, struweel, jong bos, bosranden, naaldbos, oud loofbos...
Lees verder
Interactieve dichtheidskaarten
Voor deze website zijn interactieve kaarten in Google Maps ontwikkeld, waarbij de bezoeker zelf de legenda kan wijzigen, zodat hotspots en coldspots in de verspreiding...
Lees verder
Vergelijk met het NPZK
Zuidelijk van het NHD ligt het Nationaal Park Zuid Kennemerland (NPZK). Dit gebied omvat de brede duinstrook van Bloemendaal tot Velsen. Lees verder
|