2016-2017 | 2010-2011 | 2003-2004 | 1996-1999 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n: |
? |
n/100ha: |
? |
ha: |
? |
n: |
? |
n/100ha: |
? |
ha: |
? |
n: |
? |
n/100ha: |
? |
ha: |
? |
n: |
? |
n/100ha: |
? |
ha: |
? |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toelichting
Boven de kaarten staan aantal (n), aantal per 100 hectare (n/100ha) en oppervlakte (ha).
Deze groep in het Noordhollands Duinreservaat:
|
Biotoop in beeld | Opmerkingen |
Het biotoop
Oud loofbos
is soortenrijk met naar verhouding hoge dichtheden.
Hoe soortenrijk het bos is en hoe hoog de dichtheden zijn is afhankelijk van de leeftijd van een bos, die bepaalt de vegetatiestructuur, zie rijpen van bossen.
Een goed ontwikkelde opstand heeft een verticale gelaagdheid, met een kroonlaag, een tweede boomlaag een struiklaag en een kruidlaag. Er zijn soorten die op de dikke stammen foerageren,
soorten van struikgewas en soorten die in de kroonlaag foerageren.
Waar bomen van ouderdom sterven
ontstaan gaten in de kroonlaag, daar slaat verjonging op: in een dicht bosgebied is opeens ook plaats voor soorten van een open bodem (Boompieper) en soorten van jong bos in struikfase (Nachtegaal).
Een goed ontwikkeld bos bestaat uit een ruimtelijke afwisseling van verouderende verjongingseenheden.
De verspreiding vertoont een duidelijk zwaartepunt in het oosten, ver van de groei-beperkende zeewind.
Dat de binnenduinrandbossen het beste zijn blijkt nog duidelijker als de groep wordt ingeperkt tot de stamfoerageerders, de spechten, Boomkruiper en Boomklever.
Deze groep is aanwezig met 22 soorten, met totaal 2085 paar tijdens de laatste kartering,
1837 paar tijdens de tweede kartering en 1714 tijdens de eerste.
Het aantal is dus gegroeid, wat gezien het langzaam verouderen van de bossen verwacht kon worden.
De loofbossen in het middenduin vallen moeilijk te vergelijken met bossen in het binnenland.
Deze duinbossen blinken uit in dichtheden van Glanskop, Houtsnip, Staartmees en Nachtegaal.
Houtsnip profiteert van de lokaal opeengewaaide bladerhopen in de valleitjes.
Staartmees profiteert van de lokaal weelderig groeiende Kamperfoelie en van de meidoorn in de ondergroei.
Nachtegaal treft een ondergroei met Kardinaalsmuts, duindoorn en meidoorn, als het ware struweel met een boomlaag er boven.
Glanskop is in deze laagblijvende bossen onverwacht talrijk, mogelijk omdat Matkop ontbreekt.
Het gezamenlijk voorkomen in hoge dichtheden van deze soorten is in de eerste broedvogelatlas van Noord Holland beschreven als Het Houtsnip-rijk Bosvogelgemeenschap.
Deze loofbossen liggen in de grijze duinen, een zone in het middenduin die in botanisch opzicht zeer bijzonder is.
Hoewel de vegetatiestructuur er beslist niet optimaal is voor bosvogels, is het soortenspectrum en de dichtheid van bosvogels wel uniek.
De zware binnenduinrandbossen tellen meer Boomklevers, meer holenbroeders, meer kroonbroeders en bijna evenveel struikbroeders.
Op zich zijn dit beter ontwikkelde bossen, maar ze zijn minder uniek.
Vrijwel alle bosvogelsoorten zijn aanwezig, in de verre toekomst valt mogelijk nog een vestiging van Middelste Bonte Specht te verwachten, Taigaboomkruiper lijkt nog te ver weg en van Zwarte Specht valt voorlopig geen hervestiging te verwachten.
De soorten van de groep: |
open water | moeras | pioniervegetaties | grasland | open duin, heide en veen | struweel | jong bos | bosranden | naaldbos | loofbos | urbaan gebied |
15-11-2018eco-on-site |