|
Wulp
Numenius arquata
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
In een bos roffelen spechten, in sloten snateren eenden, op de dam koeren duiven en boven de duinen jubelt de Wulp.
Kennelijk blijft niets zoals het was, en natuurlijk ook in Kennemerland niet.
Zelfs ikonen zijn vergankelijk.
In 1982 werden in het NHD nog 74 paartjes Wulp geteld, in 1988 waren het er nog 51.
In 1993 was het aantal weer iets verder gezakt, maar door de groei van het onderzoeksgebied met de duinen van Six viel het totaal wat hoger uit.
Verkerk (1968) noemt nog 90-100 paar voor de duinen van Egmond in de jaren zestig.
Duidelijk is dat de Wulp al vroeg minder talrijk is geworden, ver voor de komst van Vos, ook al voor de vergrassing en verruiging.
Daarmee komt verdroging in beeld als oorzaak van de afname, de duinen zijn in de periode tot 2000 immers sterk verdroogd door de drinkwaterwinning.
Tegelijk moet een andere oorzaak niet vergeten worden, buiten het duin is de bollenteelt dominant geworden en er is ook veel grasland bebouwd geraakt.
Voor de pendelende Wulpen is de afstand tot geschikt foerageergebied buiten het duin steeds groter geworden.
Bij de kartering van 2000 bleken de aantallen broedparen plots gekelderd, alleen in Wimmenum had de soort stand gehouden.
Het duo Spik&Span, Vos en Havik, zal ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld hebben bij deze afname.
Maar in Wimmenum was voor de overdracht aan PWN in 1993 nog fel gejaagd op Vossen, mogelijk heeft de Wulp daar nog een tijdje van kunnen profiteren.
Waarschijnlijk heeft Havik (vanaf 1993 al broedend in Wimmenum) nooit veel Wulpen te pakken kunen krijgen.
Tegelijk valt op dat juist bij Wimmenum het aangrenzende polderlandschap nog min-of-meer intact is gebleven,
terwijl in de regio Heemskerk-Castricum-Bakkum veel geschikt foerageergebied verloren is gegaan aan woningbouw en bollenteelt.
In 2007 bleek het aantal in de duinen van SIx ook gedaald tot een schamel zestal, en toen leek de soort uit het zuiden te zijn verdwenen.
Maar er werd op een hoog duin in de zeereep toch nog een nest gevonden (één ei), op de valreep van het uitsterven.
Als ze op een kilometer afstand achter een richtel stappen omdat ze je zien, dan loont het de moeite om daar eens goed te speuren.
Het legsel is vermoedelijk door predatie mislukt, een maand later lag er niets meer.
Zonder nestvondst had uit de waarnemingen geen territorium gehonoreerd mogen worden, de vogels baltsten op locaties die te ver uiteen lagen.
Ze konden alle gebied claimen dat ze wilden, maar ze waren volgens de richtlijnen nergens thuis, ze kwamen nergens voldoende vaak.
Maar de trefkans van een Wulp is bij het nest het laagst, daar doen ze hun uiterste best voor.
Met de eerder opgedane kennis en ervaring lukte het in 2014 ook om de allerlaatste van Wimmenum op de kaart te 'pinnen'.
Dat ging niet van ver, dat had ze door, ze had de hoge gronden en ze had 's ochtends ook nog eens het licht mee van de opkomende zon.
In dat eerste licht lieten ze af en toe een enkele jubelreeks horen, dat was bij de afwisseling van de wacht, hij draait de nachtdiensten. Verder waren ze zwijgzaam, stiekem.
Dit broedpaar keek neer op de drukste valleien van de regio en bemoeide zich met geen mens.
Maar besluipen lukte op een middag wel, van onderaf, sluw buiten haar zicht achter een helling langs, over het akkertje en onder de draad door tijgerend de stijle helling op.
Dat had nog nooit iemand met een groene jas gedaan.
Onder de foto waar ze betrapt achter de richel stapt.
Het was die middag heet en windstil en daarom is niet naar het nest gezocht, eieren kunnen bij die omstandigheden dood broeien in de zon als er niet tijdig een oudervogel op kan.
Ooit was de relatie met groene jassen wel goed, toen waren ze de ideale duinmeijers-hulp:
Je kon niet buiten wegen en paden, dan werd je verraden door de Wulpen.
Het zal in de toekomst soms onwerkelijk blijven, nergens een Wulp te horen, zelfs niet als je stiekem van het pad af gaat...
Bij de start van de NPZK-karteringen in 1999 werd nog wel af en toe een baltsende Wulp gehoord, maar op (te) ver uiteen gelegen plaatsen.
Mogelijk is dat toch een broedpaar geweest, zij het het laatste.
In het NPZK is de soort al langer uitgestorven, daar kwam Vos eerder en daar is de afstand tot de foerageergebieden in de polders over de hele breedte groot en veel ongunstiger dan bij het NHD.
De ontwikkeling in de duinen van Kennemerland staan niet op zich, overal is Vos toegenomen in de natuurgebieden en speelt de afname van drassig grasland.
De BMP-index is gestaag gedaald, net als de Europese trend.
Wulp en andere weidevogels houden van rust, van boomloos gebied, van natte bodems en van koude zomers.
Het belang van rust en koude zomers houdt mogelijk verband met de legsels die ook tegen oververhitting beschermd moeten worden en in koude zomers vinden minder land-bewerkingen plaats.
Zeker is dat het drukker is geworden, dat het open land dicht gegroeid is en verparkt, dat vrijwel overal de graslanden verdrogen en dat het klimaat warmer wordt.
Momenteel is de Wulp helemaal geen natuur-liefhebber meer, vreemd genoeg doet de soort het in intensieve grootschalige grasdrogerijen nog wel redelijk goed.
Voor een ikoon van een natuurgebied is dat wel een erg grote stap, maar ze willen zich voortplanten en dat lukt ze kennelijk nog wel bij de verfoeide intensieve grasteelt.
Zie ook Pioniervegetaties
Zie ook Veen en Heide
Zie ook Graslanden
|