|
Witte Kwikstaart
Motacilla alba
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
Deze cultuurvolger is een van de weinige soorten waarbij 1993 het beste jaar uit de reeks is.
1993 was een extreem droog jaar, vrijwel alle natte valleien vielen droog en op veel plekken waar normaal water stond, stoof in de zomer van 1993 het zand.
Op kale vlakten weten Witte Kwikstaarten hun kostje wel bij elkaar te scharrelen,
er was meer geschikt foerageerbiotoop.
Voor broedgelegenheid zoekt de Witte Kwik meestal een schuurtje of ander kunstwerk of bouwsel.
Een halfopen nestkast kan ook voldoen.
In de duinen is er nog een mogelijkheid: in afgebroken stobben van oude vlierstruiken.
Menig jonge kwikstaart van het NHD is groot gekomen in zo'n vlierstruik, en
ook bij de strandslag van Castricum, met een groot aantal tijdelijke gebouwtjes, koos de soort in 2012 zo'n struik in de zeereep als nestplaats.
In het NPZK bevonden zich aan het eind van deze eeuw nog veel bunkers en bunkertjes en de meeste kwikstaarten werden daar in deze bunkers groot gebracht.
Aangezien de meeste bunkers zijn ingericht voor de overwintering van vleermuizen, is bunker-broeden tegenwoordig niet meer mogelijk.
Het lage aantal van deze soort in de duinen van Wimmenum in 2000 en 2007 is mogelijk te wijten aan minder soortgericht onderzoek.
Tot slot een anekdote die verduidelijkt waarom Witte Kwikstaart open water in hun territorium nodig hebben.
Staand in Kieftenvlak, naast een waterpand, klonk in de verte een hypernerveus tjilptjilptjilp,
er kwam een Witte Kwik aan, achtervolgd door een mannetje Sperwer.
De Sperwer zat er dicht achter, maar de kwikstaart was het eerst bij het water, en daar ging-ie biddend boven hangen, uitdagend.
Het was uit voor de Sperwer, aan een nat pak heeft een Sperwer niets, de risico's zijn te groot.
Adulte kwikken kennen dit kunstje, maar bij de pas uitgevlogen jongen is de Sperwer wel vaak succesvol.
Zie ook Pioniervegetaties
Zie ook Urbaan gebied
|