|
Heggemus
Prunella modularis
is ingedeeld bij de algemene soorten.
Gedragsbiologen die dit kleine vogeltje uitvoerig hebben bestudeerd, kwamen met verrassende nieuwe inzichten omtrent het gezinsleven van deze soort.
Een groot deel van de Heggemussen leven niet als paartjes, er zijn ook veel trio's en kwartetten, met soms meer mannetjes en soms meer vrouwtjes.
Met die kennis wordt het tellen van Heggemussen moeilijker.
We nemen aan dat van een "woongroep" nooit meer dan één vogel tegelijk zingt en dat dan van de buur-commune ook maar één vogel antwoord. Met die aannames kan de soort verder normaal gekarteerd.
In het NPZK is deze algemene vogel nooit geteld, in het NHD werd de soort voor het eerst geteld in 1993.
Toen zijn alleen uitsluitende zangwaarnemingen gebruikt, losse waarnemingen zijn altijd gemarkeerd als "mogelijk afkomstig van een vogel die zo net nog elders zat te zingen".
Dat was te streng: als de Nachtegalen gearriveerd zijn, zingen de meeste Heggemussen minder en zijn ze meer visueel aanwezig: in een topje zittend wachtend op een moment nachtegalen-stilte waarin ze een liedje kunnen brengen.
Dat zijn vogels met territoriale dienst, die moeten wel als uitsluitend geteld worden, ook al hoor je ze nooit gelijktijdig met de buren.
Verder was 1993 een extreem droog jaar waardoor het broedsuces van veel vogels laag is geweest, met als gevolg een lagere trefkans.
Het eerste aantal broedparen, 384, zal een onderschatting zijn geweest.
In 2000, een relatief nat jaar, bleek het aantal veel hoger te liggen, wel 812.
Voor een deel kan dit samenhangen met de versoepelde methode, vogels die in een topje zitten en wel willen zingen maar dat door de nachtegalen-terreur niet kunnen, zijn als zangers meegeteld.
Voor het overgrote deel valt de toename te verklaren met de verstruiking, door de verruiging is meer geschikt biotoop ontstaan.
Als de aantals-stijging na 1993 reëel is, dan is dit een gebieds-eigen ontwikkeling (verstruiking), de BMP-index is vrijwel constant geweest met maar kleine winterdipjes.
Bij de laatste twee karteringen was het aantal iets lager, in beide jaren ongeveer 730. Hoewel door begrazing een afname van struweel heeft plaatsgevonden na 2007, is het aantal toch constant gebleven.
De begrazing lijkt daarom toch niet van grote invloed?
Andere struweelvogels zoals Nachtegaal en Grasmus zijn recent zelfs toegenomen, waarbij een verbetering van de overwinteringsomstandigheden voor deze soorten kan meespelen.
Heggemus is van de groep struweelvogels de enige in Europa overwinterende soort en het is jammer dat we de soort niet kunnen gebruiken als een betrouwbare indicator voor de maat van verstruiking,
nu de indicatiewaarde van de Afrika-migranten aan waarde heeft ingeboet.
Zie ook Struikgewas
|