|
Boomleeuwerik
Lullula arborea
staat op de lijst van "Aandachtsoorten".
De Boomleeuwerik was op de eerste Rode Lijst geplaatst omdat de soort landelijk zeldzaam was geworden, vooral door het dichtgroeien van de zandverstuivingen en heideterreinen.
De soort is in verspreiding beperkt tot de zandgronden, waar ze buiten Limburg en Brabant uitsluitend voorkomt in natuurgebieden.
Zuidelijk van de grote rivieren komt de soort ook voor op akkers, daar werden de peel-restanten juist gemeden.
In de duinen leek de soort in de jaren tachtig -toen ze zeldzaam was- een voorkeur te hebben voor de kalrijke duinen.
De NHD-karteringen van 1982 en 1988 tonen duidelijk lage aantallen in het kalkarme noorden en hogere in het zuiden.
In 1993 was die voorkeur echter omgekeerd, in het sterk vergrassende zuiden was de soort afgenomen (van 20 naar 16) terwijl in terrein Bergen het aantal bijna verdubbelde (van 17 naar 33).
Daarna groeide het aantal fors door naar meer dan 100 in het gehele NHD in 2000.
Ook de BMP-index maakte in die periode een grote sprong door, de verliezen van de strenge winter van 1985 waren eindelijk weggewerkt.
In het NHD vond toen de sterkste groei plaats in de terreinen waar gestart was met begrazing: Wimmenum, Egmond, Boreel.
Tot 2007 veranderde het aantal amper, de groei leek er uit. Maar bij de laatste kartering bleek het aantal weer verdubbeld, meer dan 200.
De soort heeft duidelijk geprofiteerd van de begrazing.
Ze blijkt zelfs ongevoelig voor afname van opslag door overbegrazing, waar het voor Boompiepers te kaal is geworden, jubelen de Boomleeuweriken vrolijk verder.
Ze zijn nu talrijk in vrijwel boomloos duin, tot aan de zeereep!
Dat is een verandering in biotoop-voorkeur die ten tijde van het schrijven van de eerste Noord-Hollandse broedvogelatlas ondenkbaar was,
toen was de soort uitgeroepen tot kensoort van een bosvogel-gezelschap: het Boomleeuwerik-rijk Bosvogel-gezelschap.
In het NPZK werden tijdens de eerste kartering eind jaren negentig enkele terreindelen al begraasd.
Aan de verspreiding valt een duidelijke voorkeur voor het middenduin te zien,
met in het toen sterk vergraste Kraansvlak duidelijk lagere aantallen dan in het begraasde Duin en Kruidberg.
Bij de tweede kartering was het aantal gegroeid, in overeenstemming met het NHD en de BMP-index en de verwachte effecten van begrazing.
In 2011 was het aantal echter weer iets lager, mogelijk door de winter van 2010, al resulteerde die niet in een grote landelijke daling.
Verder kan het grote aantal toen uitgevoerde natuurherstelprojecten meespelen, pas uitgegraven valleien blijken voor Boomleeuweriken niet interessant.
De realisatie van 300 hectare nieuwe natte valleien betekende voor de Boomleeuwerik verlies van drie kilometerhokken deels geschikt broedgebied,
zo bezien is de kleine afname zo gek niet.
Ook in het NPZK is een verschuiving westwaarts waarneembaar, net als in het NHD. De soort is ook hier een vogel van open duin geworden.
De boomloze leeuwerik heeft, door zich aan te passen, een enorme populatie-groei gerealiseerd, een echt jubel-verhaal.
Maar meer dan duizend zullen het in de duinen van Kennemerland waarschijnlijk niet worden, de duinen zullen gaan vernatten en daarmee worden de natte hectares ongeschikt.
Tenzij ze zich ook daaraan aanpassen...
↑ 18/1/2016 ↑
↓ 4/3/2018 ↓
De vierde NPZK-kartering maakt duidelijk dat de groei nog niet gestuit is, integendeel: het aantal is in het NPZK de afgelopen zes jaar meer dan verdubbeld, van 58 naar 164.
De groei is vooral gerealiseerd in al bezet gebied, dat bestond uit bijna het gehele NPZK, exclusief de zeereep in het westen en de aaneengesloten bossen van de binnenduinrand.
Alleen de noordwesthoek was nog niet gekoloniseerd en die is ook bij de huidige enorme populatiedruk leeg gebleven.
Kennelijk is het noordwesten nog te ruig begroeid (geen begrazing), daar komen nog Sprinkhaanzangers voor.
Duidelijk is dat ze ons vroeger met hun soms kilometerslange zangvluchten hebben beet genomen, ze blijken geen groot gebied nodig te hebben, tegenwoordig nemen ze met enkele hectares genoegen.
In de hotspots bestaan nu territoria met minder dan 200 meter in doorsnee. Daar moeten die Boomleeuweriken ook nog aan wennen, ze vliegen wel eens een paar grenzen over.
Zie ook Pioniervegetaties
Zie ook Veen en Heide
Zie ook Bosranden
|