|
Grasmus
Sylvia communis
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
De Grasmus doet zijn naam eer aan, de soort houdt van ruigten, braamstruweel en heggen, mits grenzend aan ruig gras.
In de duinen is geschikt biotoop in ruime mate aanwezig en het is de talrijkste soort van alle in de duinen getelde soorten.
In de jaren zeventig was de Grasmus landelijk algemeen, zeker op de zandgronden.
Begin jaren tachtig verdween de soort echter in grote delen van het boerenland en die achteruitgang was aanleiding tot opname van de soort op de eerste Rode Lijst van 1985.
De afname hier, bleek later het gevolg te zijn van droogte in het overwinteringsgebied, de Sahelzone.
Het BMP werd gestart toen deze soort op zijn diepste punt was en is sindsdien sterk gestegen, de soort heeft zich herstelt na natte jaren in de Sahel.
Sovon beschouwt de groei van de index als inhaalslag, onze populatie is nu niet vele malen groter dan voorheen.
De soort haalt in de duinen de hoogste dichtheden in oude tuintjescomplexen die rijk zijn aan met gras begroeide walletjes.
De walletjes zorgen voor meer oppervlakte gras op dezelfde plat gemeten vierkante meters.
Ook op grote schaal speelt reliëf een rol, bij de hoge dichtheden in bijvoorbeeld Paasduin (NHD) moet men beseffen dat op het volgens de kaart kleine oppervlak, veel hoge hellingen liggen, waarvan het platgeslagen oppervlak veel groter is.
In het NHD is de soort gelijk bij de eerste kartering van 1982 geteld, dit in verband met de toenmalige populatiekrimp.
In 1982 werden er 319 geteld, in 1988 was dit hersteld tot 612, maar in het droge jaar 1993 bleef het aantal steken op 330.
In 2000 was de soort weer op volle sterkte aanwezig, met maar liefst 1567 territoria.
In 2006-2007 was het aantal iets gezakt (1312), geheel in overeenstemming met de landelijke trend.
Bij de laatste kartering waren het er weer veel: 1502 in 2012-2014.
In het NPZK werden bij de eerste kartering in 1996-1999 al meer dan 1000 geteld en dit groeide tot 1393 tijdens het laatste onderzoek in 2012.
Sovon merkt op dat het verloop van de BMP-index jaar op jaar samenhangt met de hoeveelheid regen in de Sahel.
De duinen lijken de BMP-index met stijgende trend met enkele dipjes vrij precies te volgen.
Tegelijk kan de populatiegroei met de verruiging en verstruiking in verband gebracht worden, er is meer geschikt habitat gekomen.
En recent zijn ook de tegengestelde effecten van begrazing op bepaalde locaties duidelijk waarneembaar, de hoeveelheid struweel en geschikt gras is weer teruggedrongen.
De populatiegroei gaat gepaard met een toename van de dichtheden in de topgebieden, het kan kennelijk nog voller.
De verspreiding is niet ruimer geworden, er is geen oppervlak geschikt habitat bijgekomen (na 2000).
De laatste jaren was de Sahel relatief nat, hierdoor krijgen we mogelijk een flatteus beeld van de kwaliteit van struweelrijk grasland.
Mogelijk spelen negatieve effecten van begrazing wel degelijk, maar vallen die door de extra ingevlogen Grasmussen niet op.
Zie ook Struikgewas
|