Tuinfluiter Sylvia borin is ingedeeld bij de schaarse soorten.
In 1988 zag de toekomst van de Tuinfluiter er zonnig uit (in het NHD), weliswaar werden de jonge bossen ouder en minder geschikt, maar de struwelen groeiden dichter, met plaatselijk ook opslag van Amerikaanse Vogelkers. Door verbossing van struweel en door opslag van een struiklaag in de saaie naaldbossen zou de hoeveel geschikt habitat alleen maar kunnen toenemen.
In 1993 bleek echter helemaal niets van een voortgaande opmars, integendeel. Hierbij moet opgemerkt dat 1993 een extreem droog jaar was, met weinig plantengroei en weinig insecten. Veel van de vastgestelde zangposten konden na de datumgrens niet bevestigd worden en die zijn bij de strenge clustering afgevallen.
In 2000 was sprake van herstel, maar de aantallen bleven lager dan in 1988. De BMP-index toont landelijk ook een afname, het gaat kennelijk niet goed, door omstandigheden in Afrika? Tot 2000 speelden in het NHD nog weinig voor Tuinfluiter negatieve factoren, wel was lokaal gestart met begrazing door Geiten om prunus te bestrijden (Wimmenum).
In 2007 zou door begrazing en prunusbestrijding een afname van geschikt biotoop verwacht mogen worden, In beide duingebieden, NHD en NPZK, is inderdaad sprake van een lichte afname ten opzichte van 2000.
Hoewel de begrazingsdruk en prunus-bestrijding tussen 2007 en 2014 beslist nog zijn toegenomen, blijkt in beide duingebieden de populatie juist weer te zijn gegroeid. Misschien is de hoeveelheid geschikt biotoop toch niet verder afgenomen, want opslag van boompjes in struweel wordt door de grazers niet gegeten.
Het lijkt er op dat de landelijk trend bij deze soort zwaar weegt, meer dan veranderingen in de duingebieden.

De meeste Tuinfluiters komen pas half mei aan en de soort zingt nauwelijks na zonsopgang: twee factoren die het tellen van deze soort lastig maken. Er zijn bij grootschalige karteringen na half mei nog een paar ronden en per ronde kan maar een klein deel van het telgebied voor zonsopkomst gedaan worden. Bij grootschalige karteringen wordt de soort waarschijnlijk zwaar onderteld omdat het niet mogelijk is om overal tijdens goede omstandigheden voor zonsopgang langs te lopen.
Binnen het NPZK zijn grote verschillen te zien in de verspreiding van kerngebieden met hoge dichtheden, die kerngebieden verschijnen en verdwijnen zonder duidelijke oorzaak, mogelijk spelen hier verschillen in telomstandigheden. Bij toevallige combinaties van tweemaal goede telomstandigheden in een deelgebied worden de werkelijke dichtheden gemeten, op andere locaties met minder gunstige telomstandigheden wordt de soort onderteld.
Natuurlijk zijn er meer soorten met een korte zangpiek en korte telperiode, maar als dit bijzondere soorten zijn, dan past de karteerder de werkwijze aan. Dan worden aanvullende bezoeken gebracht in geschikt biotoop dat nog niet op een goed moment bezocht was.
Tuinfluiter, hoewel afgenomen, wordt nog steeds beschouwd als algemene soort en karteerders lopen er niet op, de soort wordt meegenomen.

Zie ook Struikgewas
Zie ook Jong bos