<-Braamsluiper Grasmus Sylvia communis Tuinfluiter->

2016-2017

2010-2011

2003-2004

1996-1999
n=1041 n=1393 n=1179 n=1091
Dichtheid
kleur: radius:  
De dichtheidskaart is instelbaar (meer info).

Territoria   
   2016-17:    2010-11:    2003-04:       1996-99:   

Toelichting

Onder de kaarten staan aantal (n), aantal per 100 hectare(n/100ha) en oppervlakte (ha).

Deze soort in het Noordhollands Duinreservaat:


n:
?
n/100ha:
?
ha:
?
n:
?
n/100ha:
?
ha:
?
n:
?
n/100ha:
?
ha:
?
n:
?
n/100ha:
?
ha:
?
Nederlandse trend: SOVON BMP-index Opmerkingen

Grasmus Sylvia communis is ingedeeld bij de schaarse soorten.
De Grasmus doet zijn naam eer aan, de soort houdt van ruigten, braamstruweel en heggen, mits grenzend aan ruig gras. In de duinen is geschikt biotoop in ruime mate aanwezig en het is de talrijkste soort van alle in de duinen getelde soorten.
In de jaren zeventig was de Grasmus landelijk algemeen, zeker op de zandgronden. Begin jaren tachtig verdween de soort echter in grote delen van het boerenland en die achteruitgang was aanleiding tot opname van de soort op de eerste Rode Lijst van 1985. De afname hier, bleek later het gevolg te zijn van droogte in het overwinteringsgebied, de Sahelzone.
Het BMP werd gestart toen deze soort op zijn diepste punt was en is sindsdien sterk gestegen, de soort heeft zich herstelt na natte jaren in de Sahel. Sovon beschouwt de groei van de index als inhaalslag, onze populatie is nu niet vele malen groter dan voorheen.
De soort haalt in de duinen de hoogste dichtheden in oude tuintjescomplexen die rijk zijn aan met gras begroeide walletjes. De walletjes zorgen voor meer oppervlakte gras op dezelfde plat gemeten vierkante meters. Ook op grote schaal speelt reliëf een rol, bij de hoge dichtheden in bijvoorbeeld Paasduin (NHD) moet men beseffen dat op het volgens de kaart kleine oppervlak, veel hoge hellingen liggen, waarvan het platgeslagen oppervlak veel groter is.
In het NHD is de soort gelijk bij de eerste kartering van 1982 geteld, dit in verband met de toenmalige populatiekrimp. In 1982 werden er 319 geteld, in 1988 was dit hersteld tot 612, maar in het droge jaar 1993 bleef het aantal steken op 330. In 2000 was de soort weer op volle sterkte aanwezig, met maar liefst 1567 territoria. In 2006-2007 was het aantal iets gezakt (1312), geheel in overeenstemming met de landelijke trend. Bij de laatste kartering waren het er weer veel: 1502 in 2012-2014.
In het NPZK werden bij de eerste kartering in 1996-1999 al meer dan 1000 geteld en dit groeide tot 1393 tijdens het laatste onderzoek in 2012.
Sovon merkt op dat het verloop van de BMP-index jaar op jaar samenhangt met de hoeveelheid regen in de Sahel. De duinen lijken de BMP-index met stijgende trend met enkele dipjes vrij precies te volgen. Tegelijk kan de populatiegroei met de verruiging en verstruiking in verband gebracht worden, er is meer geschikt habitat gekomen. En recent zijn ook de tegengestelde effecten van begrazing op bepaalde locaties duidelijk waarneembaar, de hoeveelheid struweel en geschikt gras is weer teruggedrongen.
De populatiegroei gaat gepaard met een toename van de dichtheden in de topgebieden, het kan kennelijk nog voller. De verspreiding is niet ruimer geworden, er is geen oppervlak geschikt habitat bijgekomen (na 2000).
De laatste jaren was de Sahel relatief nat, hierdoor krijgen we mogelijk een flatteus beeld van de kwaliteit van struweelrijk grasland. Mogelijk spelen negatieve effecten van begrazing wel degelijk, maar vallen die door de extra ingevlogen Grasmussen niet op.

↑ 16/12/2015 ↑

↓ 23/2/2018 ↓

Kennelijk is het de laatste jaren wat droger geweest in de Sahel, want de BMP-index stijgt niet meer. Bij de vierde kartering van het NZPK werd nog wel een dikke duizend Grasmussen geteld, maar de dunste duizend tot nu toe. Sinds 2011 ligt het aantal ruim 25% lager, waarmee sprake is van een duidelijke afname, een gebieds-eigen ontwikkeling. Mogelijk zien we hier de eerste gevolgen van begrazing?
In de verspreiding valt op dat de hoge dichtheden van 2011 niet meer gehaald worden. De teloorgang van het kerngebied ten zuiden van Bloemendaal aan Zee hangt waarschijnlijk samen beheermaatregelen. In deze regio zijn enkele valleien afgegraven (zie satellietfoto) en er is gestart met seizoensbegrazing. Opmerkelijk is dat Nachtegaal in deze regio wel goed heeft stand gehouden.
De algehele afname lijkt samen te hangen met een kleinere populatie, het kon immers veel voller. In het NPZK lijkt er dus sprake van een 'normale' populatie-afname, vreemd dat de BMP-index stabiel is gebleven. Hierbij moet bedacht worden dat de BMP-index niet alleen gevoelig is voor de populatieomvang, het grote aantal gebiedjes meet ook de veranderingen in het land: meer natuurbouwprojecten her en der, betekend meer geschikt habitat voor Grasmussen en daarom en stijgende index.

Zie ook Struikgewas

Europse trend: EBCC-index
Links Grasmus © Fred van den Bosch

  • Naar de website van SOVON: info over verspreiding en trend in Nederland

  • Naar de website van Vogelbescherming: achtergrondinfo bij deze soort

  • Naar website van BTO: info over de engelse trend

  • Naar website van EBCC: info over de europese trend

  • Naar NPZK1999-2011: broedvogelonderzoek van het NPZK in 1999, 2004 en 2011, presentatie met GIS-kaarten, gepubliceerd in 2011

  • Naar NPZK1999-2004: broedvogelonderzoek van het NPZK in 1999 en 2004, presentatie met GIS-kaarten, gepubliceerd in 2004

  • Naar NHD: overzicht van de veranderingen in de broedvogelpopulaties van het Noordhollands Duinreservaat in de periode 1982-2014, uitgebreide presentatie met Google Maps van de dichtheden, gepubliceerd in januari 2016

03-22-2018
eco-on-site
<- ->