|
Vlaamse Gaai
Garrulus glandarius
is ingedeeld bij de algemene soorten.
De eikelgaai noemen we misschien Vlaamse Gaai om een akkefietje uit 1830, maar de soort heeft ook nesten die lijken op
de puntzakken van Vlaamse frieten (steekproefgrootte=2).
Die nesten zijn vrijwel niet te vinden, want de normaal zo luidruchtige en brutale gap-gaai, gaat in de buurt van z'n eigen nest over in stealth-modus.
De soort is vreselijk moeilijk te karteren: half maart zijn er rustig klokkende vogels, maar die tellen nog niet volgens de richtlijnen omdat de soort dan nog kan doortrekken.
Later in april baltsen ze veel in groepjes van wisselende samenstelling: dan is datumgrens gepasseerd, dan valt het gedrag lastig te interpreteren.
Verschillen in de aantalsopgaven van 20-30% moeten daarom als mogelijke meetfout worden beschouwd.
Gaaien zijn slimme vogels -en vervelende klieren- die vaak het geluid van Havik of Buizerd nabootsen.
In 1993 in het NHD deden ze dit niet, daar deden ze toen alleen Bosuil-geluiden na, dat was daar toen de algemeenste roofvogel.
De soort imiteert vocaal dus de lokale toppredatoren. Waarom?
Mogelijke verklaringen zijn:
a) stoer doen voor de vrouwtjes, de baltsende groepjes gaan immers ook vaak de Haviksnesten langs
b) om kleine zangvogels te verleiden tot mobben, waar komen ze weg, is daar een nest
c) beide
De brutale reputatie heeft zo bezien misschien een diepe ondergrond, namelijk seksuele selectie.
Gaaien komen in allerlei bosgebieden voor, met een duidelijke voorkeur voor bossen met Eik.
Eikels zijn niet alleen belangrijk als wintervoorraad, ze spelen ook een rol in het broedseizoen.
Een deel van de als wintervoorraad verstopte eikels wordt natuurlijk vergeten en op plekken waar er veel licht op de bodem valt kunnen die kiemen.
Zo helpen de Vlaamse Gaaien de verspreiding van de Eik, onze oosterburen noemen de soort met recht de Hoeder van de Eiken.
Gedragsonderzoekers die geïnteresseerd waren in het verstopgedrag en de manier van onthouden wilden ontraadselen, ontdekten onverwachts iets anders.
Ze zochten de gekiemde eikels in percelen zonder mastbomen om de vergeten exemplaren te tellen.
Toen viel op dat de gaaien van de kiemlobben snoepten, ze voerden ze zelfs aan de jongen.
De Vlaamse Gaai heeft daarom een voorkeur voor bossen met een open kroonlaag en beschut half open gebied voor de kiemlobbenkwekerij, afgewisseld met wat oud eikenbos als leverancier van het pootgoed.
De soort vindt in de duinstreek ruim voldoende vruchtdragende Eiken langs de binnenduinrand en lichtere bossen in het middenduin, met uitzondering van de omgeving van Egmond, daar is de soort schaars omdat er weinig oude eiken zijn.
Het ligt voor de hand dat de populatieomvang in goede mastjaren van Eik weinig wintergevoelig is, maar een strenge winter met weinig eikels zou voor een dip in de index kunnen zorgen.
Dit geldt mogelijk voor de winter van 2011.
In het NHD en NPZK lijkt de aantalsontwikkeling in overeenstemming met de landelijk trend, relatief vlak, rekening houdend met grote telfouten.
Van alle middelgrote vogels lijkt de Vlaamse Gaai als enige niet getroffen door de komst van Havik.
Bij deze soort worden de adulten wel regelmatig gepakt, maar de nestjongen niet:
Havik kan de nesten van deze nestrovers ook niet vinden.
↑ 12/1/2016 ↑
↓ 7/3/2018 ↓
De derde gaaien-kartering van het NPZK leverde geen dikke honderd, maar een dikke zestig territoria.
Aangezien het gedrag van deze soort complex is, mag van de onderzoekers geen exacte getal verwacht worden.
Het lagere aantal van 2017 hoeft dus niet te duiden op een grote achteruitgang, er zit nu eenmaal veel ruis in de gegevens.
De dichthedenkaart van 2017 lijkt wel sterk op die van 2004, natuurlijk verloopt het van oost naar west, vrij egaal zonder opmerkelijke piekgebieden en zonder grote leegten.
De verspreiding van 2011 wijkt af, met piekdichtheden in Heerenduinen en een grote leegte in het middenduin bij Duin en Kruidberg.
Ook deze verschillen zouden met inter-teller-variatie kunnen samenhangen.
Zie ook Bosranden
|