|
Sperwer
Accipiter nisus
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
Deze kleine roofvogel broedt meestal in dichte sparrenbosjes of andere jonge bossen met gesloten kroonlaag.
Daar zijn ze min of meer veilig voor de grotere Havik, die moeilijk door dichte takken kan volgen.
Verder biedt een gesloten kroonlaag de mogelijkheid om een prooi ongestoord op te peuzelen, zonder lastige Kraaien of Eksters.
Het voedsel, kleine en middelgrote zangvogels, wordt meestal verschalkt na een korte achtervolging waarbij het element van verrassing belangrijk is voor succes.
Open duin is daarom minder geschikt als jachtgebied, een goed jachtgebied moet een gevarieerde begroeiing hebben, met een afwisseling van struwelen,
bosranden, bossen met open plekken en/of suburbaan gebied.
Kleinschalig reliëf is ook gunstig voor het verrassingselelement tijdens de jacht.
Het middenduin en de binnenduinrand waren altijd al geschikt als jachtgebied, maar broedgelegenheid was schaars.
In de vorige eeuw waren de duinen van Kennemerland lange tijd bos-arm, met nog jonge in de jaren dertig aanplante bossen, maar vanaf de jaren zestig zal het de soort aan broedgelegenheid niet ontbroken hebben.
In het NHD groeide het aantal Sperwers eind vorige eeuw hard, van enkelingen in 1982 naar negen in 1988, zestien in 1993 en 22 in 2000.
Voor een deel zou de groei aan het rijpen van bossen en de toename van kleine struweelzangers toegewezen kunnen worden, maar de groei is zo groot dat er meer aan de hand moet zijn.
Het feit dat de Sperwer-populatie nog sterk doorgroeide terwijl de Havik in opmars was, maakt de groei nog opmerkelijker,
Zou het kunnen dat Sperwers vroeger te leiden hebben gehad van foute-kraaien-jacht?
Als onderdeel van kraaienbestrijding (gebezigd tot eind jaren tachtig) was het gebruik om grote nesten in het voorjaar te hagelen, daarbij zullen -wellicht ook onbedoeld- ook veel horstjes gesneuveld zijn.
De jarenlange groei zou een inhaalrace na decennia van -deels onbedoelde- vervolging geweest kunnen zijn.
Helaas voor de Sperwer, groeide het aantal Haviken ook, en de laatste NHD-karteringen tonen gedaalde aantallen.
Adulte Sperwers eindigen weliswaar zelden als prooi van Havik, maar onder de takkelingen van Sperwer kan de tol soms hoog zijn.
Vlak voor de eeuwwisseling ging het de Sperwers ook nog voor de wind in het NPZK (11 paar) maar sindsdien zijn de aantallen ook daar sterk gedaald.
Hierbij valt op dat de soort zicht heeft teruggetrokken langs de rand van het gebied, in het NHD en het NPZK broeden ze nu in de drukker bezochte gebieden.
Daar lukt het nog wel om jongen groot te brengen, omdat Haviken schuwer zijn dan Sperwers.
Meerdere Sperwers broeden tegenwoordig in polderbosjes of parkjes buiten de duingebieden, maar foerageren nog wel in de duinen.
De landelijke trend is ook dalend, maar deze daling zette eerder in.
Aangezien de Havik vanuit het oosten is opgerukt en pas laat arriveerde in de duinen,
is het niet vreemd dat de duintrend achter liep op de landelijke trend.
Overigens wordt wel erg gemakkelijk naar Havik gewezen, recent zijn de aantallen van Sperwer plots sterk gekelderd, daar zou ook een Sperwer-ziekte de oorzaak van kunnen zijn.
In het voorjaar van 2013 is in een broedbos van Sperwer een dood mannetje gevonden, ogenschijnlijk in goede conditie en zonder tekenen van letsel.
Misschien overleden aan een ziekte? In ieder geval niet geplukt.
Recent zijn de aantallen Sperwers zo laag geworden, dat een aantal prooisoorten van de verlaagde predatiekans zou kunnen profiteren, bijvoorbeeld Grote Bonte Specht.
|