|
Havik
Accipiter gentilis
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
Weledelachtbare,
de gedaagde wordt nogal wat ten laste gelegd en zou verantwoordelijk zijn voor een genocide onder Holenduiven, Houtduiven, Fazanten, Ransuilen, Groene Spechten, Patrijzen, Houtsnippen, Kieviten, Kauwtjes, enzovoorts,
elke middelgrote vogelsoort die wat minder goed geboerd heeft, wordt genoemd.
Als getuige moet ik daarvan enkele punten beamen,
maar vriend H. worden ook zaken in de klauwen geschoven waaraan anderen schuldig zijn.
Het zijn mannen met motorzagen geweest die de Iepen hebben omgezaagd waar tot dan in het voorjaar kolonies met Kauwtjes in zaten.
Er is wel eens een jonge Kauw gesnoept, maar daarvan zijn te veel niet lekker. Vriend H. en partner hebben de Kauw niet uitgeroeid, dat hebben de bestrijders van de Iepziekte op hun geweten. Kortom, ik zie hier een vormfout.
Toch nog een verdere toelichting.
[.......]
Er was een overeenkomst, de geweren bleven in de kast en H. zou het reguleren van de eksters en kraaien overnemen.
Dat is zonder geknal glansrijk gelukt.
Het gezin van H. moet ook leven. Ze heffen netjes tol onder de trekvogels, waarom moeilijk doen over wat BTW van de standvogels.
Vergeet niet dat H. ons heeft verlost van de verwarde postduiven in het zeeduin,
en dat H. heeft geholpen bij het beperken van de verspreiding van myxomatose om het geliefde Konijn te redden.
Verder zouden de duinen zonder de medewerking van het gezin H., nog steeds geterroriseerd worden door een duizendtal Eksters.
En, als het allemaal democtratisch moet, prima, vriend H. heeft veel fans. De Kneutjes, Nachtegalen, Heggemussen, alle kleine vogels, ook alle mezen, ze zijn allemaal op de hand van H..
De kleine vogels zijn blij dat ze van de eksters en kraaien af zijn. En de Sperwers. Die hadden zelf maar genoeg BTW moeten innen, dan waren ze niet in de problemen gekomen.
Als de vogels mogen stemmen mag het gezin H. blijven, ook als alle middel-grote en grote vogels tegen stemmen.
Tot besluit van dit pleidooi: Kameraad H. zou minder kunnen shockeren, dus niet na 10.30 's ochtends over de paden jakkeren, en geen zeldzame soorten op het pad plukken.
Helemaal nooit meer een zeldzame soort pakken zal wel niet lukken -de laatste Dunbekwulp was lekker-, maar "niet op het pad plukken" kan best.
Met humor wordt het leed iets draaglijker. Zeker is dat de komst van Havik heeft geleid tot een grote afname van veel middelgrote vogelsoorten.
Zeker is ook dat die impact onder de normale prooisoorten in de duinstreek veel groter is dan elders.
Het is aannemelijk dat dit komt door het grote aanbod van trekvogels, een unieke eigenschap van de duinstreek.
Omdat de duinen in een trekbaan liggen komen er enorm veel vogels langs, allemaal kandidaat-prooien.
Hierdoor kan de dichtheid van Havik veel groter zijn dan in de binnenlanden.
Met als gevolg dat de gewone standvogels moeten zien te leven (en overleven) met een ongebruikelijk hoge predatie-kans.
In het NHD werd het eerste horst gevonden in 1987, in het zuiden.
In 1988 waren er ook aanwijzingen, maar het oude horst was leeg en er werd geen nieuw nest gevonden (stip ontbreekt daarom).
In 1993 werden vijf nesten gevonden, twee in gekraakte sperwer-bosjes.
Van drie paartjes waren de vrouwen onvolwassen (bruin), alleen het noordelijke en het zuidelijke paar bestond uit adulten.
Bruine vrouwtjes duiden normaal op vervolging, maar komen ook tot broeden in een groeiende populatie.
In het zuiden werd een tweede nest vermoed maar dat kon niet gevonden worden.
In 2000 was het aantal verder gegroeid tot bijna twintig paar, waarvan de meesten succesvol hebben gebroed.
Inmiddels was de werkgroep "Roofvogelonderzoek Kennemerland" opgericht, waarvan de vrijwilligers, verdeeld over verschillende afdelingen per terrein de roofvogelhorsten op zoeken en de inhoud met telescopische camera's volgen.
De roofvogelwerkgroep kan zo het aantal succesvolle nesten en uitgevlogen jongen bijhouden.
Na 2000 zijn die gegevens ingevoegd in de karteringen van 2007 en 2014. Mislukte broedgevallen worden nu niet meer meegeteld, daarom moet het lagere aantal van de laatste kartering niet als indicatief voor een afname worden beschouwd.
Wel lijkt de groei eindelijk afgevlakt.
Bij de start van de NPZK-karteringen was de Havik daar al langer aanwezig.
De aantallen zijn ook in het NPZK nog iets door gegroeid, van elf paar in 1999 naar vijftien paar in 2012.
Ook in het NPZK is dit gepaard gegaan met een afname van Sperwer, Ransuil, Groene Specht, Ekster, Zwarte Kraai, Holenduif en andere middelgrote vogelsoorten.
Landelijk is het de Havik na de uitbanning van pcb's ook voor de wind gegaan.
De BMP-index is begonnen met een sterke groei, omdat de soort pas laat de duinen bereikte startte de groei ook later in het NPZK en NHD.
Verder kon de landelijke trend nog iets doorgroeien omdat Havik nog onbezet gebied kon veroveren.
Havik heeft overal een beetje invloed op de aanwezige prooisoorten, maar in de duinstreek is dat beetje veel groter en een beetje te veel voor veel soorten.
Niet omdat duin-haviken een grotere trek hebben, er zijn meer hongerige Haviken door de trekvogels.
|