|
Zanglijster
Turdus philomelos
is ingedeeld bij de algemene soorten.
Deze algemene soort komt voor in allerlei bossen, met de hoogste dichtheden in vochtig jong bos op voedselrijke grond.
Slakken vormen een belangrijk onderdeel van het menu, zowel naaktslakken als huisjesslakken.
Na de start van het BMP leek de soort sterk te zijn afgenomen, vermoedelijk door de Elfstedenwinters.
Bij de eerste karteringen van het NHD (1982 en 1988) was de soort echter nog als te algemeen om te tellen afgedaan.
In 1993 werd besloten om de soort ondanks de verwachtte grote adminstratieve lasten, wel te karteren.
Maar 1993 zou bijzonder droog uitvallen en dat jaar vond je in het duin wel de huisjes van slakken, maar geen bewoonde huisjes.
Na de extreem droge zomer van 1993 was de soort opnieuw in aantal gedaald en ze was toen weer kandidaat voor de Rode Lijst.
Gelukkig voor de Zanglijster was het droge jaar 1993 een uitzondering, de aantallen zijn sindsdien hersteld (in het NHD van 62 in 1993 naar 234 in 2000) en de BMP-index toont zelfs een groei. Daarom werd besloten om de soort in 2007 weer te laten vallen.
Bij de laatste kartering is de soort op verzoek van de beheerders toch weer opgenomen in de te tellen soorten.
De soort is namelijk opgenomen in de lijst met kensoorten van door het ministerie bekrachtigde natuurdoeltypen.
Het kan wel zijn dat daar eigenlijk Turdus pilarus bedoeld werd,
maar sindsdien noteren de karteerders braaf elke zingende T. philomelos.
In het NPZK is de soort bij alle drie de karteringen geteld.
Daar toont de laatste kartering een lager aantal dan in 2003-04.
Dit heeft mogelijk te maken met de vrij strenge winter van 2010-2011.
De broedseizoenen van 2003 en 2004 volgden op milde winters.
De BMP-index vertoond ook een winterdip na 2010-2011.
Zanglijster lijkt een eenvoudig te tellen soort, maar dat is niet zo, niet bij grootschalige karteringen.
Er zijn vroeg broedende paartjes, die al in maart broeden, als nog veel vogels doortrekken.
Deze vroege broeders zullen deels buiten de resultaten vallen, maar dat is het ergste niet.
Het grote gevaar schuilt in een ondertelling later in het seizoen.
In Nederland valt het hoogtepunt van het broedseizoen van Zanglijsters pas midden juni, de tijd van een nieuwe generatie slakken.
Maar zingen na de kortste nacht, dat doen zelfs de vlijtigste Zanglijsters niet of nauwelijks meer, daardoor ontstaan problemen bij grootschalig veldwerk.
Wie tussen 15 en 21 juni tijdens mooi weer een uur voor zonsopkomst een rondje kan lopen,
heeft opeens meerdere nieuwe, extra Zanglijsters.
Alle veld- en noteerwerk van het hele seizoen wordt overbodig en blijkt onvolledig als tijdens de piekperiode een gebiedje goed geteld kon.
Vlakdekkend lukt dat niet met enkele mensen.
Zie ook Jong bos
Zie ook Oud bos
|