|
Torenvalk
Falco tinnunculus
staat op de Rode Lijst (met als motief voor opname "Kwetsbaar").
Net als alle roofvogels heeft de Torenvalk ernstig te leiden gehad van de pcb's in de voedselketen en daarom was de soort in de jaren zeventig zeldzaam geworden.
Daarna herstelden de roofvogels zich, ook de Torenvalk.
De Elfstedenwinters van de jaren tachtig zorgden weer voor een dip, maar dat was rond 1990 weer goed gemaakt.
Daarna ging het landelijk echter bergafwaarts, zie BMP-index.
Als reden voor de landelijke teruggang moet de intensivering van de landbouw genoemd, lokaal zal de opkomst van Havik meegespeeld kunnen hebben.
In de duinstreek was de soort vroeger een gewone broedvogel, met sterk wisselende aantallen, Verkerk (1968) noemt twee tot vijftien voor de duinen van Egmond (NHD).
De aantallen van Torenvalken hangen sterk af van de veldmuizenstand en pieken een jaar na een goed veldmuizenjaar.
De BMP-index lijkt ook piekjes te vertonen om de drie jaar, in overeenstemming met de duur van de veldmuizencyclus.
In het NHD was 1993 kennelijk een goed jaar, want toen broeden in het NHD dertien paar.
Daarna zijn de aantallen gedaald, eerst langzaam, daarna sneller.
Tijdens de laatste kartering werden nog maar twee paartjes vastgesteld.
In het NPZK broeden eind vorige eeuw nog zes paartjes, begin deze eeuw nog drie en tijdens de laatste kartering was de soort afwezig.
Enerzijds kunnen we de afname afdoen als "in overeenstemming met de landelijke trend".
Van de gebiedseigen ontwikkelingen kan gedacht aan verruiging en verstruiking van de vegetaties, maar er is nog zoveel geschikt foerageergebied over, dat dit maar een klein deel van de afname kan verklaren.
De toename van predatie door Havik zou wel van belang kunnen zijn, al valt de soort niet vaak ten prooi, takkelingen lopen natuurlijk wel een risico.
Belangrijker is een indirect effect van Havik, door de predatie op Zwarte Kraai.
Voor de nestgelegenheid is de Torenvalk aangewezen op nestkasten of kraaiennesten en dat aanbod is sterk gedaald.
Omdat Havik zich eerder heeft gevestigd in het NPZK, is het niet verwonderlijk dat daar de Zwarte Kraai al eerder is afgenomen, terwijl het NHD in 1993 nog een vrijgezellengroep en grote broedpopulatie van kraaien rijk was.
In 1993 kon de Torenvalk nog kiezen uit een groot aantal kraaiennesten en had de soort weinig last van Havik, ook in 2000 toen Havik in het NHD zijn piek bereikte, ging het nog aardig met de Torenvalk, nog 10 paartjes.
Pas als Zwarte Kraai al een tijd dalende is, begint ook het aantal Torenvalken in het NHD te dalen, terwijl het aantal Haviken er juist is verminderd.
Behalve een sterk verminderd nestaanbod kan bij de laatste karteringen meespelen dat die op relatief strenge winters (2011-2013) volgden.
Zo bezien is de toekomst van de Torenvalken in de duinen minder somber, na een reeks zachte winters wordt de kans op Torenvalken weer groter, zeker als het nestaanbod met nieuwe kasten wordt uitgebreid.
↑ 16/12/2015 ↑
↓ 5/3/2018 ↓
In het NPZK is de soort weer terug gekeerd, het westen van het Kraansvlak werd bezet door een territoriaal paartje.
Ook de BMP-index is weer opgeklommen, de verliezen van de strenge winters worden langzaam weer goed gemaakt.
Het aanbod van nestkasten is in het NPZK nog steeds uiterst laag en
Slaterus en Klemann merken op dat in het noorden alle oude nestkasten verdwenen zijn.
Voor de soort is dit jammer, voor hun zijn het hele natuurlijke nestlocaties.
Zie ook verspreiding van alle soorten van de Rode Lijst
|