|
Nijlgans
Alopochen aegyptiacus
is ingedeeld bij de schaarse soorten.
De landgoederen bij Haarlem hadden als eerste de twijfelachtige eer in de smaak te vallen bij deze exoot.
Dat was wennen, opeens waren er die grote sterke vogels, met een slecht humeur.
De broedparen waren onhebbelijk onverdraagzaam en andere watervogels moesten het om niets ontgelden,
werden verjaagd of anders verzopen.
De roep om afschot was zelf onder vogelaars te horen: vogelaars wilden vogels laten afschieten!
Dat was ten tijde van de eerste broedparen, toen de soort nog zeldzaam was. Afschot kwam er niet en de soort breidde zich spoedig sterk uit,
tot bij elke kilometer grasland wel een paartje patrouilleerde.
De macho's konden nu hun agressie kwijt op de soortgenoten, de buren, en sindsdien laten ze andere vogelsoorten gewoon met rust.
De soort lijkt alles in zich te hebben om zeer succesvol te worden in Nederland, want ze eten gras.
Verder zijn ze niet kieskeurig wat betreft nestplaats en weten ze vindingrijk het risico op predatie van legsels klein te houden.
De soort kan broeden op daken, op eilandjes, in holle bomen, op Ooievaarswielen en op roofvogelhorsten.
Natuurlijke vijanden zijn hier niet, alleen een deel van de pullen gaat soms verloren.
Bij deze hoge reproductie komt nog de hoge leeftijd die de individuen kunnen bereiken, alle ingrediënten voor een sterke populatiegroei zijn aanwezig.
In het duin wordt door Nijlganzen gebroed en er komen veel vrijgezellen en jonge paren rusten en badderen,
maar foerageren doen de vogels toch het meest in de polders en op de landgoederen.
Veel invloed op de duinvegetaties hebben ze dus niet, anders dan bijv. Grauwe Gans die ook Riet afgraast.
Indirect heeft de Nijlganzen populatie mogelijk wel een ander effect: ze beconcurreren de roofvogels wat betreft nestgelegenheid.
Niet alleen pikken de Nijlganzen oude horsten in, maar stellen die ook buiten gebruik.
Roofvogelhorsten kunnen tientallen jaren gebruikt worden, maar als er een Nijlgans op gebroed heeft, raakt een nest vervallen.
Het dons dat de Nijlgans eieren warm heeft gehouden, werkt in de zomer en herfst als waterdichte laag: het horst wordt loodzwaar, gaat rotten en valt uit de boom.
Het wordt spannend als de Oehoe zich vestigt in het duin, want in Zuid Limburg zitten weinig Nijlganzen, of zou dat toeval zijn...
↑ 5/7/2015 ↑
↓ 5/3/2018 ↓
De vierde kartering van het NPZK leverde dan eindelijk eens geen nieuw record.
Helaas niet dankzij een Oehoe-paartje, het lijkt alsof ze onderling de geboorte enigszins reguleren.
Ook de BMP-index lijkt niet meer uitbundig te groeien.
Vermoedelijk is het aantal geschikte nestlocaties momenteel een beperkende factor in het NPZK.
Zie ook Graslanden
|