|
Wielewaal
Oriolus oriolus
staat op de Rode Lijst (met als motief voor opname "Kwetsbaar").
De Wielewaal was vroeger geen super-algemene vogel, je moest ze zoeken, maar dat was te doen.
Gewoon je verstoppen in een struik en luid "fie-ju" fluiten, dan kwamen ze kijken.
In elk nat berkenboschje broedt wel een Wielewaal, schreef Verkerk over de jaren vijftig, toen de duinen nog nat waren.
Bij de start van de NHD-karteringen werd echter maar een klein tiental gevonden, de soort is toen waarschijnlijk onderteld want de criteria waren in 1982 relatief streng.
Tegelijk waren de duinen door decennia van waterwinning ook verdroogd en minder geschikt geworden.
In 1988 werden vogens moderne methoden zeventien paar geteld en dit was in 1993 opgelopen tot 28.
Ze zaten vooral aan de binnenduinrand en nauwelijks nog in berkenbosjes in het middenduin
Er leek toen sprake van een groei, die kon in het zuiden, bij de Vlotter (Heemskerk), worden toegeschreven aan het uitgroeien van populieren-aanplanten.
Tegelijk was het aantal in het kalkarme noorden ook gegroeid, misschien als overloop, bij de Vlotter was het te vol geworden?
Achteraf terug kijkend is de groei tegen de verdrukking in geweest, de duinen zijn in die periode immers nog verder verdroogd.
Voor de groei van het aantal Wielewalen blijft het uitgroeien van de populieren bij het relatief natte de Vlotter een van de plausibele verklaringen.
In 2000 werden nog maar vijf paar gevonden en in 2007 nog drie en in 2014 niets meer. De populieren zijn te oud geworden, met afgetakelde boomlaag en een struiklaag in de ondergroei, daar kan een Wielewaal niet jagen.
Wielewalen zoeken grote rupsen van bijvoorbeeld Koevink, dat doen ze van boven uit een boom, maar ook biddend.
De te dicht geworden bossen van Heemskerk zijn verlaten, opmerkelijk is dat de 'veronderstelde overloop-terrioria' in het kalkarme noorden het langst zijn gebleven.
Hierbij kan opgemerkt dat Grote Lijster, ook een liefhebber van open bos -met spaarzame struiklaag- even zo het zuiden heeft verlaten.
In het NPZK startten de grootschalige karteringen pas aan het eind van de eeuw. Daar zijn toen vijf paar geteld, vergelijkbaar met het NHD van 2000.
Grote populieren aanplanten komen in het NPZK weinig voor.
Bij de vervolgkarteringen werden nog enkelingen vastgesteld, er is gelukkig nog geen nul gehaald.
In het verloop van de BMP-index valt op dat het begin jaren negentig landelijk nog relatief goed ging.
Dat 1993 in het NHD een piekjaar was hoeft dus niet alleen aan het rijpen van de populieren te liggen.
Daarna is de soort ook landelijk achteruitgegaan.
Mogelijk komen hier minder jongen groot door verdroging en verruiging van natte bosjes, verder leidt de soort verliezen door de jacht tijdens de trek en door habitat-vernietiging in de tropen.
Ze zullen nog wel een tijd voortleven in liedjes, over hun lied, maar zullen ze nog te vinden zijn.
Zie ook Bosranden
Zie ook Oud bos
Zie ook verspreiding van alle soorten van de Rode Lijst
|