<-Zanglijster | Grote Lijster Turdus viscivorus | Sprinkhaanzanger-> |
2014 | 2007 | 2000 | 1993 | 1988 | 1982 | |||||||||||||||||||||
n: |
? |
n/km: |
? |
n: |
? |
n/km: |
? |
n: |
? |
n/km: |
? |
n: |
? |
n/km: |
? |
n: |
? |
n/km: |
? |
n: |
? |
n/km: |
? |
|||
Dichtheid
2014:
2007:
2000:
1993:
1988:
1982:
Toelichting
Boven de kaarten staan aantal (n) en aantal per vierkante kilometer (n/km).
Deze soort in het NP Zuid-Kennemerland:
|
Nederlandse trend: SOVON BMP-index | Opmerkingen |
Grote Lijster Turdus viscivorus is ingedeeld bij de schaarse soorten. Er zal wel, weer een voorjaar komen, over een week, of twee, of drie. Zo fluiten de Grote Lijsters in februari behoedzaam hun tonen, niets ondoordachts; dames, hier zit een serieuze man. Smachtende stiltes zingen ze, neerslachtig willen ze niet te veel beloven en toch hopen op. Het zijn standvogels die het liefst in oude hoog opgaande bossen leven, daar is de bodem vaak maar spaarzaam begroeid, ideaal voor deze oogjagers. Als in dergelijk bossen de voorjaarsflora en bijbehorend insectenleven losbarst, is de Grote Lijster er klaar voor. Ze beginnen extreem vroeg met broeden en het nest heeft daarom een extra diepe kom en is goed geïsoleerd. Het eerste legsel is, indien goed gepland, tijdig uitgebroed, zodat de jongen gevoerd kunnen worden met de eerste slakken, geleedpotigen en insecten die uit de winterslaap ontwaken. Daarom heeft de soort een voorkeur voor zonnige open plekken en bosranden. En de beste plekken zijn voor de sterkste vogels, daar maken Zanglijsters weinig kans. Landelijk heeft de soort een duidelijke voorkeur voor de zandgronden, op kleigronden komt de soort meestal voor in parkbossen met stinzenflora. Hoewel de duinstreek een geïsoleerde strook zandgrond is, zijn de duinbossen altijd goed bevolkt geweest met Grote Lijsters. Verkerk (1968) noemt zelfs 55 paar voor de duinen van Egmond en Bergen. Vermoedelijk foerageerden vogels toen ook veel buiten de bossen in het open duin, de kans op predatie was daar nog klein. Bij de gebiedsdekkende karteringen van het hele NHD zijn maximaal 41 paar vastgesteld, dat was in 1988, volgend op enkele strenge winters ('86 en '87). De telling van 1982 was waarschijnlijk onvolledig. In 1993 was het voorjaar beslist te droog, dat jaar waren er helemaal geen huisjesslakken. Rekening houdend met deels mislukte tellingen lijken de aantallen over de lange termijn bezien gedaald. Die daling valt samen met de komst van Havik, maar ook met de opkomst van nieuw bosbeheer. De saaie naaldbossen met kale bodems vielen bij de Grote Lijsters wel in de smaak, die bossen zijn omgevormd tot meer natuurlijke loofbossen. Dergelijke percelen met open gekapte kroonlaag hebben nu een ondergroei met struiken en kruiden, insectenrijker dan voorheen, maar niet geschikt voor deze oogjagers. De toegenomen predatie door Havik is samengegaan met afgenomen predatie door Sperwer. De Grote Lijster is voor beiden een interessante prooi, maar van man Sperwer hebben ze weinig te duchten. Door de grote toename van Havik is algehele predatiekans voor Grote Lijsters waarschijnlijk wel toegenomen. Bij de laatste NHD-kartering vertoonde het aantal een behoorlijke opleving, met name in het noorden van terrein Bergen, daar bevinden zich nog grote saaie naaldbossen, daar heeft omvorming naar natuurlijker bos geen zin, de bodem is er te schraal. Bij de laatste NHD-kartering zijn ook echter ook bezoeken in februari gebracht, daarmee is de soort toen goed gepakt. In het NPZK zijn de aantallen lager, maar vergelijkbaar met het zuiden van het NHD. Grote monotone dennenbossen zoals bij de grens met Schoorl, zijn hier veel schaarser. Havik is hier al langer dominant, en mogelijk leefde de Grote Lijster iets op toen het aantal Sperwers gedaald was tot nog maar twee in 2004. Het relatief lage aantal van de laatste telling kan met de voorafgaande strenge winter van 2010 te maken hebben. De landelijk trend toont de te verwachten winterdipjes echter niet, die toont een piek in het midden van de jaren negentig. Die piek ontbreekt in de duinstreek, maar van standvogels kunnen de lokale ontwikkelingen sterk verschillen. Verder is het BMP mogelijk niet zo betrouwbaar, de territoria van deze soort zijn namelijk groter dan het gemiddelde BMP-plot en daardoor is het aantal per plot sterk aan toeval onderhevig (zo ook bij Koekoek). Het betrouwbaarheidsinterval rond de BMP-index is gebaseerd op de statistisch normale spreiding van alle tellingen, het zegt niets over de betrouwbaarheid van die tellingen. De toekomst van de Grote Lijster kent mogelijk een lichtpuntje. De door Grote Lijster verfoeide struiklaag in bossen, wordt door (over)begrazing weer teruggedrongen, overbegrazing van bossen is voor deze soort gunstig. Zie ook Bosranden Zie ook Naaldbos Zie ook Oud bos | |
Europse trend: EBCC-index | |
Links | Grote Lijster (© Rinus Dillerop) |
|
05-07-2015eco-on-site |
<- | -> |