|
Roodborsttapuit
Saxicola torquata
staat op de lijst van "Aandachtsoorten".
De eerste ruilverkavelingen pakten niet goed uit voor de Roodborsttapuit en begin jaren tachtig was de soort landelijk zeldzaam geworden: de soort kwam op de allereerste Rode Lijst van 1985.
De winter van 1982 was streng geweest, dat zal ook van negatieve invloed zijn geweest op de populatie, onze broedvogels overwinteren in de buurt, na zachte winters blijven sommigen zelfs hier.
Na plaatsing op de Rode Lijst volgden nog drie strenge winters: 1985-1987.
Eind jaren tachtig was de soort op een dieptepunt beland, maar vanaf 1990 begon het aantal te groeien, zie BMP-index.
In 1988 broeden amper 60 paar in het NHD, vijf jaar later waren het er 103 en dit zou doorgroeien naar 250.
Toen de Roodborsttapuit zeldzaam was konden de individuen het zich permitteren om zeer kritisch te zijn ten aanzien van de vegetatiestructuur van het territorium:
het moest een kleinschalige afwisseling zijn van kale plekjes, mosplekken, lage struikjes en hoge struikjes in de verhouding 25%-25%-25%-25%.
Of zoiets, het waren pietjes precies.
Zeven jaar later was de populatie meer dan verdubbeld en werd alle duin met opslag bezet, zo kritisch ten aanzien van de vegetatiestructuur waren ze niet meer.
Het viel op dat relatief veel territoria langs de drukke fietspaden lagen, dat waren meest ongepaarde mannetjes.
De voorkeur voor bepaald habitat zal er nog wel geweest zijn, maar die was niet meer te zien op de dichthedenkaart!
Als reden voor de enorme toename kan gedacht worden aan klimaatverandering, strenge winters zijn uitgebleven, mogelijk is de recente dip in de BMP index te danken aan de strenge winters van 2010-2013.
En het Paapje was verdwenen, er waren meer struiken gekomen, meer zitposten voor de jacht op insecten, meer duin was geschikt geworden voor Roodborsttapuit.
In het NPZK was bij de start van de karteringen de verruiging en verstruiking al ver gevorderd.
Het aantal Roodborstapuiten is hier niet meer gegroeid maar constant gebleven, opvallend constant: 189, 191, 189.
In het NHD zat de soort omstreeks 2006-2007 in een dip, net als de landelijke index. De tweede kartering van het NPZK viel echter net voor die dip.
Hoewel het aantal Roodborsttapuiten onveranderd is gebleven, is de verspreiding wel veranderd.
Het zwaartepunt ligt meer in het dauwbraamlandschap, waarschijnlijk dankzij het terugdringen van de vergrassing door begrazing.
Tegelijkertijd wordt het middenduin dunner bezet, plaatselijk zijn de struiken en boompjes afgeknabbeld en kapot geschuurd, de zitposten voor de jacht zijn verdwenen, het wordt er te kaal.
Wordt het totale aantal Roodborsttapuiten in het NPZK bij de volgende kartering weer "190"?
Als strende winters uitblijven mogelijk meer, bovendien moesten herstelprojecten nog begroeid raken, er komt wat biotoop bij.
Maar als begrazing doorzet en uitkijkposten en struiken om in te broeden schaars worden, dan gaat geschikt biotoop verloren.
Na wikken en wegen lijkt 190 een redelijke schatting.
Zie ook Veen en Heide
Zie ook Struikgewas
|